Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder art. 39 en art. 55;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 21 februari 2019 houdende de goedkeuring van een deontologische code voor de lokale mandatarissen van het Lokaal bestuur Tielt;
Gelet op het decreet van 3 februari 2023 tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 wat betreft de oprichting van een deontologische commissie bij de gemeenteraad en de districtsraad;
Gezien de bestaande deontologische commissie, zoals vastgesteld in het huishoudelijk reglement goedgekeurd in de gemeenteraad van 21 februari 2019, niet voldoet aan de bepalingen van het decreet van 3 februari 2023 wat de samenstelling en werking betreft;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad in huidige zitting tot het wijzigen van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad;
Gelet op het feit dat de bepalingen betreffende de deontologische commissie ingevolge het decreet van 3 februari 2023 dienen opgenomen te worden in de deontologische code voor de lokale mandatarissen van het Lokaal bestuur Tielt;
Gezien ingevolge het decreet van 3 februari 2023 er twee deontologische commissies moeten opgericht worden nl. een deontologische commissie voor de gemeenteraad en een deontologische commissie voor de raad voor maatschappelijk welzijn;
Gelet op het voorstel om de deontologische code voor de lokale mandatarissen van het Lokaal bestuur Tielt zoals goedgekeurd in zitting van de gemeenteraad van 21 februari 2019 op te heffen en een nieuwe deontologische code goed te keuren waarbij de artikelen 59 tot en met 63 van de vorige deontologische code vervangen worden door nieuwe artikelen 59 tot en met 68;
Gezien de in het nieuwe ontwerp voorziene artikelen 59 tot en met 68 de oprichting, samenstelling en werking van twee deontologische commissies betreft nl. een deontologische commissie voor de gemeenteraad en een deontologische commissie voor de raad voor maatschappelijk welzijn;
Art. 1:
De deontologische code voor de lokale mandatarissen van het Lokaal bestuur Tielt zoals goedgekeurd in de gemeenteraad van 21 februari 2019 op te heffen.
Art. 2:
De deontologische code voor de lokale mandatarissen van het lokaal bestuur Tielt als volgt her vast te stellen:
DEONTOLOGISCHE CODE VOOR DE LOKALE MANDATARISSEN VAN HET LOKAAL BESTUUR TIELT
Lokale mandatarissen dienen zich bewust te zijn van de belangrijke maatschappelijke rol die zij vervullen. Luisterbereidheid, dienstbaarheid, aanspreekbaarheid in rechtstreeks contact met de bevolking, worden terecht als noodzakelijk en waardevol beschouwd in een moderne democratie.
Deze deontologische code is een leidraad en beoordelingskader voor de lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen. Ze biedt een houvast en ondersteuning op het gebied van integer handelen en bestuurlijke integriteit. Dit kan nodig zijn wanneer lokale mandatarissen in situaties terecht komen waarin een moeilijk keuze moet gemaakt worden, zoals in gevallen waar het algemeen belang moet afgewogen worden tegen persoonlijke belangen.
Het integer handelen van de lokale mandatarissen dient te steunen op volgende waarden:
Dienstbaarheid: het handelen van de lokale mandataris is altijd gericht op het belang van de stad en het OCMW en op dat van haar burgers en organisaties.
Functionaliteit: het handelen van de lokale mandataris heeft een herkenbaar verband met de functie die hij binnen het lokaal bestuur vervult.
Onafhankelijkheid: het handelen van de lokale mandataris wordt gekenmerkt door onafhankelijkheid en onpartijdigheid, hetgeen betekent dat er geen (schijn van) belangenvermenging mag zijn.
Openheid: het handelen van de lokale mandataris is transparant, zodat optimale verantwoording mogelijk is en controlerende organen volledig zicht hebben in het handelen van de mandataris en zijn beweegredenen daarbij.
Vertrouwelijkheid: de lokale mandataris wendt de informatie en kennis waarover hij in hoofde van zijn functie beschikt enkel aan voor het doel waarvoor die gegeven zijn.
Zorgvuldigheid: het handelen van de lokale mandataris is zodanig dat alle burgers en organisaties op gelijke wijze, met respect worden behandeld en dat de belangen van betrokken partijen op een correcte, zorgvuldige manier worden afgewogen.
De deontologische code is niet gemaakt als instrument tot controle en sanctionering. Wel als referentiekader voor de mandatarissen om belangenvermenging te vermijden en om ervoor te zorgen dat het publiek belang altijd voorop staat.
Artikel 1
De deontologische code is van toepassing op de lokale mandatarissen. Onder lokale mandatarissen wordt begrepen:
- De voorzitter van de gemeenteraad
- De gemeenteraadsleden
- De burgemeester
- De schepenen
- De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn
- De leden voor de raad voor maatschappelijk welzijn
- De voorzitter van het vast bureau
- De leden van het vast bureau
- De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst
- De leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 2
Deze code is bij uitbreiding eveneens van toepassing op de medewerkers van de lokale mandatarissen, welke hun statuut of hoedanigheid ook is (kabinets- en fractiemedewerkers), en op de vertrouwenspersonen zoals voorzien in art. 16 en art. 155 van het decreet lokaal bestuur.
Artikel 3
Lokale mandatarissen die namens de stad of het OCMW andere mandaten bekleden, zijn er in die hoedanigheid eveneens toe gehouden de bepalingen van de deontologische code na te leven. Dit geldt zowel voor mandaten die rechtstreeks in verband staan met hun ambt als voor alle hiervan afgeleide mandaten.
Artikel 4
Indien een mandaat namens het lokaal bestuur Tielt wordt opgenomen door een extern persoon, dus niet vermeld in artikel 1, zal in het gemeenteraadsbesluit of het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn waarbij een extern persoon wordt aangesteld of wordt voorgedragen om een mandaat op te nemen, uitdrukkelijk de voorwaarde van het naleven van de deontologische code opgenomen worden. Aan de externe vertegenwoordiger zal na goedkeuring van zijn aanstelling of voordracht een exemplaar van de beslissing en van de deontologische code worden overgemaakt.
Artikel 5
De lokale mandatarissen en de externe personen die namens het lokaal bestuur een mandaat bekleden in andere organisaties zullen er tevens over waken dat zij geen dienstverlenende activiteiten ontplooien die afbreuk doen aan de eer en waardigheid van hun ambt.
Artikel 6
De in deze code gehanteerde begrippen ‘burger’ en ‘bevolking’ moeten zo begrepen worden dat zij ook slaan op groepen, verenigingen, bedrijven en andere organisaties of entiteiten die particuliere belangen nastreven of behartigen.
3.1. Algemeen
Artikel 7
De lokale mandatarissen zullen voor de omschrijving van hun dienstverlenende activiteiten geen termen gebruiken die verwarring kunnen scheppen met officiële, door de overheden ingestelde instanties belast met het verstrekken van informatie of met de behandeling van klachten. Het gebruik van de termen ‘ombuds’, ‘klachtendienst’ en andere afleidingen of samenstellingen is verboden.
3.2. Gebruik van de faciliteiten en middelen van het lokaal bestuur
Artikel 8
De lokale mandataris houdt zich aan de regels betreffende het terugbetalen van kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat, die vastgelegd zijn in het Besluit van de Vlaamse Regering houdende het statuut van de lokale mandataris en in het huishoudelijk reglement.
Artikel 9
De lokale mandataris houdt zich aan de regels die vastgelegd zijn voor het gebruik van de interne voorzieningen die voor het uitoefenen van zijn mandaat voorzien zijn zoals opgenomen in het huishoudelijk reglement.
3.3. Belangenvermenging
Artikel 10
Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet gebruiken voor het eigen persoonlijk belang. Dat mag ook niet voor het persoonlijk belang van een ander persoon of het belang van een organisatie bij wie hij/zij een directe of indirecte betrokkenheid heeft.
Artikel 11
Bij hun optreden op en buiten het lokale bestuursniveau en in hun contacten met individuen, groepen, instellingen en bedrijven geven de lokale mandatarissen te allen tijde en principieel voorrang aan het algemeen boven het particulier belang. Zij zien er in het bijzonder op toe elke vorm van of schijn van belangenvermenging te vermijden. Zij zorgen ervoor dat bij contacten met de burger nooit de schijn gewekt wordt dat particuliere belangen kunnen begunstigd worden.
Artikel 12
Een lokaal mandataris gaat actief en uit zichzelf alle vormen van belangenvermenging, en zelfs de schijn daarvan tegen. Een lokaal mandataris neemt geen deel aan de besprekingen en de stemming wanneer er sprake is van een beslissing waarbij belangenvermenging speelt.
Artikel 13
Een lokaal mandataris beseft dat mogelijke belangenvermenging niet beperkt is tot de besprekingen en stemmingen. Daarom zorgt hij/zij ervoor dar er ook geen enkele beïnvloeding is tijdens de andere fases van het besluitvormingsproces.
Artikel 14
Het is voor een lokale mandataris verboden om deel te nemen aan de besprekingen en stemmingen over de aangelegenheden zoals opgenomen in art. 27§1 en om overeenkomsten aan te gaan of handelingen te stellen zoals opgenomen in art. 27§2 van het decreet lokaal bestuur.
Artikel 15
Ter bevordering van de transparantie en om elke schijn van partijdigheid te voorkomen, meldt een lokale mandataris aan de algemeen directeur welke betaalde en onbetaalde mandaten hij/zij vervult naast het politiek mandaat bij het lokaal bestuur.
Artikel 16
Een lokale mandataris meldt aan de algemeen directeur wanneer hij/zij substantiële financiële belangen heeft (bijvoorbeeld aandelen of opties) in een onderneming waarmee het lokaal bestuur zaken doet of waarin het lokaal bestuur een belang heeft.
Artikel 17
De door de lokale mandataris gemelde mandaten en substantiële financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan mandaat of belang moet meegedeeld worden. De algemeen directeur of een personeelslid dat daartoe door de algemeen directeur werd aangewezen, draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst van de gemelde mandaten en belangen.
3.4. Corruptie
Artikel 18
Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen diensten of andere gunsten die hem/haar gegeven of beloofd werden.
Artikel 19
Een lokale mandataris moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegen gaan.
Artikel 20
Iedere vorm van dienstverlening, informatiebemiddeling, doorverwijzing of begeleiding gebeurt zonder enige materiële of financiële tegenprestatie van welke aard of omvang ook.
Artikel 21
Een lokale mandataris neemt geen geschenken aan die hem/haar door zijn/haar functie worden aangeboden. Eventueel uitgezonderd de incidentele, kleine attenties waarbij de schijn van corruptie en beïnvloeding minimaal is en waarbij minstens aan één van volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Het weigeren of teruggeven van het geschenk zou de gever ernstig kwetsen of bijzonder in verlegenheid brengen.
- De overhandiging van het geschenk vindt in het openbaar plaats
- Het teruggeven van het geschenk is praktisch onwerkbaar
- Het gaat om een prijs die door de lokale mandataris gewonnen wordt bij een tombola of activiteit.
Artikel 22
Als geschenken (al dan niet volgens de regels in artikel 21 van deze code) in het bezit komen van een mandataris, wordt dit door de lokale mandataris gemeld aan de algemeen directeur.
Indien het geschenk niet onder de bepalingen van artikel 21 van deze code valt wordt het afhankelijk van de aard van het geschenk en de omstandigheden waarin het gegeven werd, l alsnog terug bezorgd aan de gever ofwel wordt het eigendom van de stad of het OCMW. De algemeen directeur registreert deze giften en geeft ze in alle transparantie een bestemming binnen het lokaal bestuur.
Artikel 23
De gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen in concrete gevallen afwijken van de regels die gelden over het aannemen van geschenken. Dit kan enkel in volledige openbaarheid.
Artikel 24
Een lokale mandataris accepteert uitnodigingen tot lunches, diners, recepties en andere, die door anderen betaald worden enkel wanneer aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- De uitnodiging behoort tot de uitoefening van de taak als lokale mandataris
- De aanwezigheid kan beschouwd worden als functioneel (protocollaire taken, formele vertegenwoordigingen van het lokaal bestuur,….)
- De schijn van corruptie of beïnvloeding is minimaal.
Artikel 25
Een lokale mandataris accepteert werkbezoeken en dienstreizen, waarbij de reis- en verblijfskosten door anderen betaald worden alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke uitnodiging dient altijd besproken te worden op het schepencollege of het vast bureau. De invitatie kan alleen geaccepteerd worden wanneer het bezoek aantoonbaar van belang is voor het lokaal bestuur en wanneer de schijn van corruptie of beïnvloeding minimaal is.
De werkbezoeken in het kader van jumelageactiviteiten kaderen in de samenwerking binnen het Europees netwerk van de zustersteden en de verbroedering zoals opgestart in 1959.
4.1. Omgaan met informatie
Artikel 26
Het behoort tot de wezenlijke taken van de lokale mandataris om informatie te ontvangen en te verstrekken, in het bijzonder over de diensten die instaan voor informatieverstrekking en over de manier waarop de burger zelf informatie kan opvragen in het kader van de openbaarheid van bestuur zoals opgenomen in het Bestuursdecreet van 07.12.2018.
Artikel 27
Een lokale mandataris communiceert eerlijk over de redenen en motieven op basis waarvan hij/zij individueel heeft gestemd. Daarnaast communiceert de lokale mandataris eerlijk over de redenen en motieven op basis waarvan de raad als geheel een beslissing genomen heeft.
Artikel 28
Een lokale mandataris is gebonden aan het beroepsgeheim wanneer hij/zij door de functie van lokale mandataris kennis krijgt van geheimen die door personen aan het lokaal bestuur zijn toevertrouwd. Bekendmaking van deze geheimen is verboden, behalve wanneer de wet openbaring oplegt of mogelijk maakt.
Artikel 29
Naast het strenge beroepsgeheim geldt eveneens een geheimhoudingsplicht voor de lokale mandatarissen. Deze plicht beschermt wat besproken werd tijdens een besloten vergadering (feiten, meningen, overwegingen,…)
Artikel 30
De lokale mandataris zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt niet wordt vrijgegeven en veilig wordt bewaard.
Artikel 31
Een lokale mandataris heeft een algemene discretieplicht. Hij/zij gaat op discrete en voorzichtige wijze om met informatie die hij/zij ontvangt in het kader van de uitoefening van zijn/haar functie.
Artikel 32
Informatie waarop de vraagsteller geen recht heeft, die de goede werking van de administratie kan doorkruisen of die de privacy van anderen in het gedrang kan brengen, mag door de lokale mandataris niet worden doorgegeven.
Artikel 33
Een lokale mandataris gebruikt de informatie die hij/zij kreeg door de uitoefening van zijn/haar functie enkel voor zijn/haar raadswerk en niet voor zijn/haar belang of voor het persoonlijk belang van anderen.
Artikel 34
Een lokale mandataris maakt brieven niet openbaar en stuurt e-mails niet door wanneer het niet zeker is dat de afzender daarmee zou instemmen. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender wordt de expliciete toestemming gevraagd.
4.2. Bemiddeling, tussenkomsten en dienstbetoon
Artikel 35
De lokale mandatarissen verwijzen de vragensteller, waar mogelijk, naar de bevoegde administratieve dienst(en) door. Waar het gaat om de behandeling van klachten en/of conflicten, worden de belanghebbenden in eerste instantie doorverwezen naar de bevoegde klachten- of ombudsdienst.
Artikel 36
De lokale mandatarissen kunnen de burgers ondersteunen en begeleiden in hun relatie met de administratie of met de betrokken instanties. Zij kunnen de burgers helpen om, via de daartoe geëigende kanalen en procedures, een aanvraag te richten tot de overheid, informatie te verkrijgen over de stand van zaken in een dossier, daarover nadere uitleg en toelichting te vragen en vragen te stellen over de administratieve behandeling van dossiers.
Artikel 37
Bij de administratieve begeleiding en ondersteuning van de burgers respecteren de lokale mandatarissen de onafhankelijkheid van de diensten en van de personeelsleden, de objectiviteit van de procedures en de termijnen die als redelijk moeten worden beschouwd voor de afhandeling van soortgelijke dossiers
Artikel 38
De briefwisseling met de overheid, gevoerd in het kader van de administratieve begeleiding en ondersteuning, wordt uitsluitend op naam van de burger gesteld. Er wordt op geen enkele wijze melding gemaakt van de begeleidende en ondersteunende rol van de lokale mandataris.
Artikel 39
Bespoedigingstussenkomsten, die een ongelijke behandeling van de betrokken burgers inhouden zijn verboden.
Bespoedigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij de lokale mandatarissen een administratieve procedure proberen te bespoedigen in gevallen of in dossiers die zonder die tussenkomst een regelmatige afloop of resultaat zouden krijgen, maar dan na verloop van een langere verwerkings- of behandelingstermijn.
Artikel 40
Volgende tussenkomsten worden niet als bespoedigingstussenkomsten beschouwd en zijn derhalve toegestaan:
- Vragen naar de redenen en oorzaken van de langdurige of laattijdige behandeling van een dossier
- Het vestigen van de aandacht op of het meedelen aan de behandelende ambtenaar of dienst van bijzondere gegevens en relevante informatie die een versnelde behandeling van het dossier, gelet op de hoogdringendheid ervan, objectief rechtvaardigen
- Vragen om toelichting bij de toepasselijke regelgeving
- Vragen met betrekking tot de aan een beslissing ten grondslag liggende elementen en motieven.
Artikel 41
Begunstigingstussenkomsten zijn verboden.
Begunstigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij de lokale mandataris zijn voorspraak aanwendt om de afloop of het resultaat van een zaak of van een dossier te beïnvloeden in de door de belanghebbende burger gewenste zin.
Artikel 42
Tussenkomsten bij selectie voerende instanties, die het verhogen van kansen op benoeming, aanstelling of bevordering in de administratie tot doel hebben zijn, verboden.
Lokale mandatarissen die om steun gevraagd worden door of voor kandidaten die een functie, aanstelling of bevordering ambiëren, delen betrokkene mee dat de aanstelling, de benoeming of de bevordering gebeurt op basis van de geldende normen en procedures. Zij verwijzen de belanghebbende naar de bevoegde dienst of instantie.
Artikel 43
Lokale mandatarissen mogen occasioneel en op eigen initiatief personen aanbevelen bij werkgevers in de particuliere sector en de openbare sector. Ze mogen geen enkele tegenprestatie, van welke aard ook, beloven of leveren aan de betrokken werkgevers.
Artikel 44
Volgende tussenkomsten worden niet als begunstigingstussenkomsten beschouwd en zijn derhalve toegestaan:
- Het inwinnen en verstrekken van informatie en inlichtingen omtrent de modaliteiten, voorwaarden en organisatie van selectieprocedures, examens, geschiktheids- en bekwaamheidstests en de procedures inzake benoemingen, aanstellingen en bevorderingen.
- Het uitoefenen van toezicht op het correcte verloop en de objectiviteit van de hiervoor bedoelde procedures, examens en tests, zonder zich in het verloop ervan te mengen of erin te interveniëren met het oog op de beïnvloeding van het resultaat en/of van de beoordeling
- Het informeren van belangstellenden met betrekking tot werkaanbiedingen en vacatures in de particuliere en in de overheidssector.
Artikel 45
De volgende handelingen worden niet beschouwd als tussenkomsten die in het administratief dossier dienen te worden opgenomen:
- Louter informatieve vragen van algemene of technische aard
- Vragen en/of tussenkomsten van uitvoerende mandatarissen in het kader van hun functionele en hiërarchische relaties ten aanzien van de behandelende personeelsleden of diensten.
Artikel 46
Elke vorm van rechtstreekse dienstverlening, informatiebemiddeling, doorverwijzing of begeleiding gebeurt zonder enige materiële of geldelijke tegenprestatie van welke aard of omvang ook en mag geen vorm van cliëntwerving inhouden.
Artikel 47
De lokale mandatarissen staan op dezelfde gewetensvolle manier ten dienste van alle burgers zonder onderscheid van geslacht, huidskleur, afstamming, sociale stand, nationaliteit, filosofische en/of religieuze overtuiging, ideologische voorkeur of persoonlijke gevoelens.
Artikel 48
Iedere bevoordeling, of poging tot bevoordeling, waarbij een burger door toedoen, bemiddeling of voorspraak van een lokale mandataris een resultaat poogt te bereiken dat onrechtmatig of onwettig is, is verboden.
Artikel 49
Tussenkomsten van lokale mandatarissen met de bedoeling de toewijzing en/of de uitvoering van contractuele verbintenissen met de lokale overheid te beïnvloeden zijn verboden.
Artikel 50
Alle vormen van schijndienstbetoon, waarbij de lokale mandataris bewust maar onterecht de indruk werkt dat hij/zij bij de goede afloop van een dossier daadwerkelijk tussenbeide gekomen zijn, zijn verboden. Wanneer de burger daar niet om gevraagd heeft zal de lokale mandataris hem niet aanschrijven of contacteren teneinde hem, in plaats van of naast de officiële kennisgeving, in kennis te stellen van de beslissing die betreffende het dossier genomen werd.
Artikel 51
Alle vormen van ongevraagd dienstbetoon, waarbij lokale mandatarissen wel degelijk daadwerkelijk optreden ten einde een gunstige afloop van een dossier te bewerkstellingen, maar zonder dat de betrokken burger daarom gevraagd heeft, zijn verboden.
Artikel 52
Het is de lokale mandataris verboden publiciteit te maken voor dienstverlenende activiteiten. Ze kunnen bekendheid geven aan hun bereikbaarheid voor de bevolking maar de informatieverstrekking wordt beperkt tot het bekendmaken van hun contactadres, naam, mandaat, spreekuren, telefoonnummer en e-mailadres.
Artikel 53
De lokale mandatarissen maken in hun verkiezingscampagnes en –mailings, die gericht zijn op individuen, geen melding van de diensten die zij eventueel voor de betrokkenen hebben verricht. In geen geval mogen zij de indruk wekken dat zij om steun vragen in ruil voor bewezen diensten.
4.3. Onderlinge omgang en afspraken over vergaderingen
Artikel 54
Lokale mandatarissen gaan respectvol met elkaar en met de personeelsleden van het lokaal bestuur om.
Artikel 55
Lokale mandatarissen richten zich tot elkaar, tot de algemeen directeur en tot de andere personeelsleden op een correcte wijze en dit zowel verbaal, non-verbaal als schriftelijk (inclusief de elektronische communicatie).
Artikel 56
Lokale mandatarissen houden zich tijdens vergaderingen van politieke organen aan het huishoudelijk reglement en volgen de aanwijzingen van de voorzitter hierover.
Artikel 57
Lokale mandatarissen onthouden zich in het openbaar, dus ook openbare raads- en commissievergaderingen, van negatieve uitlatingen over individuele personeelsleden.
Artikel 58
De lokale mandatarissen verbinden zich ertoe om deze deontologische code na te leven.
Artikel 59
De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn richten elk een deontologische commissie op.
De deontologische commissie voor de gemeenteraad is bevoegd voor :
- De gemeenteraadsleden
- De voorzitter van de gemeenteraad
- De schepenen
- De burgemeester
De deontologische commissie voor de raad voor maatschappelijk welzijn is bevoegd voor :
- De OCMW-raadsleden
- De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn
- De voorzitter en de leden van het vast bureau
- De voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst
Het aantal leden van deze deontologische commissies bedraagt 9, aangevuld met de voorzitter van de gemeenteraad voor de deontologische commissie van de gemeenteraad en met de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn voor de deontologische commissie van de raad voor maatschappelijk welzijn. Deze laatsten worden toegevoegd als voorzitter van de desbetreffende deontologische commissie.
De mandaten worden als volgt verdeeld : 1 per fractie. De overblijvende mandaten worden evenredig verdeeld over de diverse fracties.
Onafhankelijke raadsleden vormen geen fractie en zijn niet vertegenwoordigd in de deontologische commissies.
Elke fractie wijst de hen toegewezen mandaten in de commissies toe met een voordracht gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad voor de deontologische commissie van de gemeenteraad en aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn voor de deontologische commissie van de raad voor maatschappelijk welzijn. Bij deze voordracht kunnen ook één of meer plaatsvervangers aangeduid worden die in opgesomde volgorde het commissielid vervangen bij afwezigheid of wanneer die betrokken partij is. Een plaatsvervanger is een raadslid voorgedragen door dezelfde fractie, tenzij de fractie maar één lid telt. In dat geval kan ook een raadslid van een andere fractie voorgesteld worden. Een fractie kan tijdens de bestuursperiode steeds beslissen een ander lid aan te duiden en/of één of meer plaatsvervangers te vervangen of toe te voegen.
Gaat het om een mogelijke schending van de deontologische code door de voorzitter van de commissie, dan wordt tijdens de hele procedure daarover de voorzitter vervangen conform art. 7, §5, derde lid van het decreet over het lokaal bestuur.
Gaat het om een mogelijke schending van de code door een lid van één van de commissies, dan wordt tijdens de hele procedure daarover het lid vervangen door een plaatsvervanger in volgorde van hoe ze door de fractie werden voorgedragen.
De algemeen directeur of een door hem aangeduid personeelslid treedt op als secretaris van de commissies.
Artikel 60
De voorzitters van de deontologische commissies zijn verantwoordelijk voor de oproeping en stellen de agenda op.
De commissies vergaderen wanneer dit noodzakelijk is. De voorzitter is gehouden de commissie bijeen te roepen op aanvraag van minstens een derde van haar leden.
De oproepingen vermelden in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en worden tenminste 8 dagen voor de vergadering aan de leden bezorgd. In geval van hoogdringendheid, te beoordelen door de voorzitter, wordt de bijeenroeping tenminste 3 dagen voor de vergadering bezorgd. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, ter beschikking gesteld van de leden van de commissie vanaf de verzending van de agenda.
De bezorging van de oproeping, de agenda en de dossiers gebeurt op dezelfde wijze als dat gebeurt voor de gemeenteraadscommissies.
De vergaderingen van de deontologische commissies zijn niet openbaar.
De leden van de commissies werken volgens volgende principes:
- De handhaving is onpartijdig.
- Men is terughoudend met publiciteit.
- Men gaat zorgvuldig om met de vermeende schender.
Artikel 61
De commissies zijn bevoegd voor:
- Het formuleren van een gemotiveerd advies aan de gemeenteraad voor de deontologische commissie voor de gemeenteraad en aan de raad voor maatschappelijk welzijn voor de commissie voor de raad voor maatschappelijk welzijn over het vermoeden van een schending van deze code door personen die door deze code gevat worden.
- Het geven van adviezen en aanbevelingen aan de bevoegde raad over de inhoud van deze code met het oog op het bijsturen ervan. Dat kan op eigen initiatief van de commissie of minstens één keer per bestuursperiode op vraag van de raad.
- …
Artikel 62
De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn zien erop toe dat de fracties en de individuele lokale mandatarissen volgens de deontologische code handelen.
Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de deontologische code, namelijk:
het voorkomen van mogelijke schendingen
het signaleren van vermoedens van schendingen van de deontologische code
het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de deontologische code
het eventueel zich uitspreken over schendingen van de deontologische code
Artikel 63
Wanneer een lokale mandataris twijfelt of een handeling die hij/zij wil verrichten een overtreding van de code zou kunnen zijn, wint het lid hierover advies in bij de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.
Artikel 64
Wanneer een lokale mandataris twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een andere lokale mandataris, dan waarschuwt hij/zij die persoon. De lokale mandataris verwoordt de twijfels en verwijst de betrokkene zo nodig door naar de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.
Artikel 65
Wanneer een lokale mandataris vermoedt dat een regel van de deontologische code is overtreden door een andere lokale mandataris, dan kan hij/zij hier melding van maken bij de algemeen directeur (of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen).
Indien na het gesprek met de algemeen directeur (of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen) het vermoeden van een schending blijft bestaan, meldt de lokale mandataris dit aan de voorzitter van de gemeenteraad of aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de algemeen directeur die samen een vooronderzoek doen. De algemeen directeur kan een personeelslid aanwijzen om dat in zijn plaats te doen.
Artikel 66
Wanneer de raadsvoorzitter en de algemeen directeur (of het daartoe aangewezen personeelslid) besluiten dat de melding onontvankelijk is dan betekent dit meteen het einde van de procedure die gestart werd naar aanleiding van dit vermoeden. De commissieleden worden hierover wel geïnformeerd.
Is de melding ontvankelijk dan onderzoekt de betreffende deontologische commissie ten gronde en roept de voorzitter van de betreffende deontologische commissie de commissie bijeen binnen de dertig dagen na de melding. De periode van dertig dagen wordt geschorst van 11 juli tot en met 15 augustus.
De deontologische commissie onderzoekt de melding en geeft zowel de melder als de vermeende schender de kans zich te laten horen. Ook mogelijke getuigen kunnen gehoord worden. Niemand kan daartoe verplicht worden.
Na het horen van betrokkenen bespreekt de commissie het vermoeden van schending en wordt een gemotiveerd advies overgemaakt aan de gemeenteraad of aan de raad voor maatschappelijk welzijn afhankelijk van de deontologische commissie die het onderzoek gevoerd heeft.
Artikel 67
Enkel de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen zich uitspreken of een mandataris van de gemeente of van het OCMW een schending heeft begaan. Dat kan op basis van het gemotiveerd advies van de desbetreffende deontologische commissie. Als de raad beslist om af te wijken van het advies dan moet de vermeende schender de kans krijgen om door de raad zelf gehoord te worden vooraleer de raad ten gronde besluit.
Wanneer de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn vaststelt dat deze code geschonden werd door een mandataris van de gemeente of het OCMW, dan kan de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn:
- zich uitdrukkelijk distantiëren van het gedrag van een raadslid.
- vragen dat het raadslid zich verontschuldigt.
- beslissen een melding te doen bij het parket of Audit Vlaanderen.
- bij een kennelijk wangedrag of grove nalatigheid van of door de burgemeester, een schepen, de voorzitter van de gemeenteraad, de voorzitter of een lid van het vast bureau, de voorzitter of een lid van het bijzonder comité of de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn een dossier overmaken aan de Vlaamse regering zodat die een tuchtonderzoek kan instellen.
- …
Artikel 68
Minimaal één keer per bestuursperiode kan de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn de deontologische code evalueren. De betrokken raad vraagt daarvoor eerst advies aan de betreffende deontologische commissie.
Bijlage: Een aantal wetteksten
Gedrag bij stemming en beraadslaging: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 27, §1, §3 en §4 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 74 van hetzelfde decreet)
“§ 1. Het is voor een raadslid verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming over:
1° aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;
2° de vaststelling of goedkeuring van het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening van een instantie waaraan hij rekenschap verschuldigd is of van een instantie tot het uitvoerend orgaan waarvan hij behoort.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gemeenteraadslid dat zich in de omstandigheden, vermeld in het eerste lid, bevindt louter op grond van het feit dat hij als vertegenwoordiger van de gemeente is aangewezen in andere rechtspersonen.
Gedrag bij stemming en beraadslaging: Wet inzake overheidsopdrachten van17 juni 2016, artikel 8
“§ 2. Het is elke ambtenaar, openbare gezagsdrager of ieder ander persoon die op welke wijze ook aan de aanbesteder verbonden is, met inbegrip van de namens de aanbesteder optredende aanbieder van aanvullende aankoopactiviteiten, verboden, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks tussen te komen bij de plaatsing of de uitvoering van een overheidsopdracht zodra hij daardoor, persoonlijk of via een tussenpersoon, zou kunnen terechtkomen in een toestand van belangenconflict met een kandidaat of inschrijver. In uitzonderlijke omstandigheden is dit verbod evenwel niet van toepassing, indien dit verbod de aanbesteder zou beletten te voorzien in haar behoeften.
§ 3. Een belangenconflict wordt alleszins vermoed te bestaan :
1° zodra de ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, bloed- of aanverwant is in de rechte lijn tot de derde graad en in de zijlijn tot de vierde graad of in geval van wettelijke samenwoning, met een van de kandidaten of inschrijvers of met ieder ander natuurlijk persoon die voor rekening van een van hen een vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid uitoefent;
2° indien de ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, zelf of via een tussenpersoon eigenaar, mede-eigenaar of werkend vennoot is van één van de kandiderende of inschrijvende ondernemingen dan wel in rechte of in feite, zelf of desgevallend via een tussenpersoon, een vertegenwoordiging-, beslissings- of controlebevoegdheid uitoefent.
De ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon die zich in een toestand van belangenconflict bevindt, is verplicht zichzelf te wraken. Hij stelt er de aanbesteder schriftelijk en onverwijld van op de hoogte.
§ 4. Indien de ambtenaar, de openbare gezagsdrager, de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, zelf of via een tussenpersoon, één of meer aandelen of deelbewijzen ter waarde van ten minste vijf percent van het maatschappelijk kapitaal van een van de kandiderende of inschrijvende ondernemingen bezit, is hij verplicht de aanbesteder daarvan in kennis te stellen.
1° zodra de ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon bedoeld in § 1, bloed- of aanverwant is in de rechte lijn tot de derde graad en in de zijlijn tot de vierde graad of in geval van wettelijke samenwoning, met een van de kandidaten of inschrijvers of met ieder ander natuurlijk persoon die voor rekening van een van hen een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent;
2° indien de ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon bedoeld in § 1 zelf of via een tussenpersoon eigenaar, mede-eigenaar of werkend vennoot is van één van de kandiderende of inschrijvende ondernemingen dan wel in rechte of in feite, zelf of via een tussenpersoon, een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent.
De ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon die zich in een van deze toestanden bevindt, is verplicht zichzelf te wraken.
Gedrag bij stemming en beraadslaging: Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804, zoals gewijzigd, artikel 1596
“Bij een openbare verkoping mogen, op straffe van nietigheid, noch door henzelf noch door tussenpersonen, kopers worden:
Voogden, wat betreft de goederen van hen over wie zij de voogdij hebben;
Lasthebbers, wat betreft de goederen met de verkoop waarvan zij belast zijn;
Bestuurders, wat betreft de goederen van de gemeenten of van de openbare instellingen, die aan hun zorg zijn toevertrouwd;
Openbare ambtenaren, wat betreft de goederen van de Staat, waarvan de verkoop door hun tussenkomst geschiedt.”
Verboden functies voor lokale mandatarissen: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 10 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 71 van hetzelfde decreet)
“De volgende personen kunnen geen deel uitmaken van een gemeenteraad:
1° de provinciegouverneurs, de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de hoge ambtenaar die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aanwijst overeenkomstig artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen als de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied;
2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
3° de leden van het operationeel, administratief of logistiek kader van de politiezone waar de gemeente toe behoort;
4° de personeelsleden van de gemeente in kwestie of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat die gemeente bedient of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente;
5° de leden van een districtsraad;
6° de personen die in een lokale decentrale overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad, schepen of burgemeester;
7° de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of de echtgenoten in de gemeenteraad van dezelfde gemeente.
Als bloed- of aanverwanten in een graad als vermeld in het eerste lid, 7°, of twee echtgenoten worden verkozen bij dezelfde verkiezing, wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de zetels die kandidaten hebben verkregen aan hun lijst zijn toegekend.
Als twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden verkozen, de ene tot raadslid, de andere tot opvolger, geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de verkiezing van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot. Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald volgens de tijdsorde van de vacatures.
Voor de toepassing van dit artikel worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld.
Aanverwantschap die later tot stand komt tussen raadsleden, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dat geldt niet bij een huwelijk tussen raadsleden en als er een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, is afgelegd.
De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door de beëindiging van het wettelijk samenlevingscontract.
Overeenkomstig artikel 71 en 72 van de Nieuwe Gemeentewet is het eerste lid, 1° en 2°, ook van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan de ambten, vermeld in deze bepalingen.”
Onverenigbaarheden: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 11 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 71 van hetzelfde decreet)
“Het verkozen gemeenteraadslid dat zich op het ogenblik van zijn installatie als gemeenteraadslid in een situatie bevindt die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de gemeenteraad, kan de eed niet afleggen en wordt bijgevolg geacht afstand te doen van het mandaat dat aan hem toegekend is.
Een gemeenteraadslid dat tijdens zijn mandaat in een met zijn mandaat onverenigbare situatie terechtkomt en dat binnen vijftien dagen na het tot hem gerichte verzoek van de voorzitter van de gemeenteraad geen einde maakt aan die situatie, wordt door de gemeenteraad vervallen verklaard van zijn mandaat, overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, nadat het betrokken gemeenteraadslid is gehoord.
Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, na de vervallenverklaring zijn mandaat blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.”
Verboden handelingen: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 27 §2 en §3 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 74 van hetzelfde decreet)
“§ 2. Het is voor een gemeenteraadslid verboden:
1° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken in geschillen ten behoeve van de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
2° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente of ten behoeve van een personeelslid van de gemeente te werken bij geschillen die betrekking hebben op beslissingen over de tewerkstelling binnen de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behalve in geval van een schenking aan de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, behalve als het gemeenteraadslid een beroep doet op een dienstverlening van de gemeente of van een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
4° op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité van de gemeente.
Wetgeving inzake corruptie: Strafwetboek van 8 juni 1867, zoals gewijzigd, artikel 245
“Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenpersonen of door schijnhandelingen, enig belang, welk het ook zij, neemt of aanvaardt in de verrichtingen, aanbestedingen, aannemingen of werken in regie waarover hij ten tijde van de handeling geheel of ten dele het beheer of het toezicht had, of die, belast met de ordonnancering van de betaling of de vereffening van een zaak, daarin enig belang neemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar, en met geldboete van 100 [euro] tot 50 000 [euro] of met één van die straffen en hij kan bovendien, overeenkomstig artikel 33, worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen. De voorafgaande bepaling is niet toepasselijk op hem die in de gegeven omstandigheden zijn private belangen door zijn betrekking niet kon bevorderen en openlijk heeft gehandeld.”
Wetgeving inzake terugbetaling en verantwoording kosten: Besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 houdende het statuut van de lokale mandataris, artikel 35 §1
“Art. 35. §1. Alleen kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat en die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het mandaat, kunnen worden terugbetaald.
De kosten, vermeld in het eerste lid, worden gestaafd met bewijsstukken.”
Wetgeving inzake terugbetaling specifieke kosten: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 38
“De gemeenteraad stelt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement vast waarin aanvullende maatregelen worden opgenomen voor de werking van de raad en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over:
1° de vergaderingen waarvoor presentiegeld wordt verleend, het bedrag van het presentiegeld en de nadere regels voor de eventuele terugbetaling van specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van gemeenteraadslid of lid van het college van burgemeester en schepenen;
(…)”
Wetgeving inzake beroepsgeheim: Strafwetboek van 8 juni 1867, zoals gewijzigd, artikel 458
“Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onderzoekscommissie) getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro.”
Wetgeving inzake geheimhoudingsplicht: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 29 §4
“§ 4. De gemeenteraadsleden, alsook alle andere personen die krachtens de wet of het decreet de besloten vergaderingen van de gemeenteraad bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht.
Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van de gemeenteraadsleden, alsook van alle andere personen als vermeld in het eerste lid wegens schending van het beroepsgeheim, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.”
Wetgeving inzake openbaarheid van de vergadering: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 28
“§ 1. De vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar, behalve als:
1° het om aangelegenheden gaat die de persoonlijke levenssfeer raken. Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter de behandeling in besloten vergadering;
2° de gemeenteraad met twee derde van de aanwezige leden en op gemotiveerde wijze beslist tot behandeling in besloten vergadering, in het belang van de openbare orde of op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid.
De vergaderingen over de beleidsrapporten, vermeld in artikel 249, zijn in elk geval openbaar.
Wetgeving inzake vertrouwelijkheid van informatie: Wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, zoals gewijzigd, artikel 10 §2
“§ 2. De aanbestedende instantie en elke persoon die, in het kader van zijn functie of van de hem toevertrouwde opdrachten, kennis heeft van vertrouwelijke informatie over een opdracht of die hem, in het kader van het plaatsen en de uitvoering van de opdracht, door de kandidaten, inschrijvers, aannemers, leveranciers of dienstverleners werd verstrekt, mogen die informatie niet bekendmaken. Deze informatie heeft meer bepaald betrekking op de technische of commerciële geheimen en op de vertrouwelijke aspecten van de offertes.
Zolang de aanbestedende instantie geen beslissing heeft genomen over, naargelang het geval, de selectie of kwalificatie van de kandidaten of deelnemers, de regelmatigheid van de offertes, de gunning van de opdracht of de beslissing om af te zien van het plaatsen van de opdracht, hebben de kandidaten, deelnemers, inschrijvers en derden geen toegang tot de documenten betreffende de procedure, met name de aanvragen tot deelneming of kwalificatie, de offertes en de interne documenten van de aanbestedende instantie.”
Art. 3:
Deze beslissing zal worden bekendgemaakt in toepassing van artikelen 285-287 en 330 van het decreet over het lokaal bestuur.