Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, inzonderheid art. 40 en art. 41;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief KB/ABB/2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 7 juni 2018 betreffende de goedkeuring van de ondertekening van het burgemeestersconvenant voor klimaat en energie;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 5 december 2019 houdende het goedkeuren van de algemene milieubelasting voor de periode 2020-2025;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 5 december 2019 houdende het goedkeuren van een reglement betreffende een belasting op basis van het elektriciteitsverbruik van bedrijven, gewijzigd in de gemeenteraadszittingen van 3 december 2020 en 2 december 2021;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 22 december 2022 tot goedkeuring van de algemene milieubelasting, waarbij de houders van een ondernemingsnummer geschrapt worden als belastingplichtige;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 22 december 2022 tot intrekking van het reglement betreffende een belasting op basis van het elektriciteitsverbruik van bedrijven;
Gelet op de visie van het stadsbestuur om de belasting op drijfkracht en de algemene milieubelasting bedrijven vanaf 2023 af te schaffen;
Overwegende dat de belasting op drijfkracht een belasting is op het geïnstalleerd vermogen en omwille van economische wetmatigheden en verschuivingen binnen het bestaande weefsel niet meer 100% in overeenstemming is met de huidige economische realiteit;
Gelet op de visie van het stadsbestuur om vanaf 2023 voor de bedrijven een nieuwe belasting in te voeren die, naast een ecologische component, ook een directe lijn heeft met het economisch gebeuren en beter aansluit bij de huidige economische realiteit, waarbij alle bedrijvigheid op een correcte, eerlijke en rechtvaardige wijze belast wordt, naargelang hun omvang-/draagkracht en in verhouding tot de winsten die zij op het grondgebied van Tielt genereren;
Overwegende dat hiervoor wordt uitgegaan van de oppervlakte van de bedrijfsvestiging, daar het oppervlaktecriterium met een daaraan gekoppelde gedifferentieerde tariefstructuur toelaat om, bij benadering en in overeenstemming met het beginsel van de verdelende rechtvaardigheid, de belasting vast te stellen. Het oppervlaktecriterium wordt als berekeningsbasis redelijk en objectief beschouwd, en is tevens een eenvoudig meetbare en controleerbare basis;
Overwegende dat een belasting op basis van de oppervlakte eveneens zal leiden tot een belangrijke administratieve vereenvoudiging in vergelijking met de huidige belasting op drijfkracht;
Overwegende dat agrarische bedrijven vanuit de aard van hun activiteiten een groot ruimtebeslag hebben; dat zij de bodem als natuurlijk productiemiddel aanwenden en in vergelijking met andere categorieën van bedrijven een lager rendement per vierkante meter hebben; dat het omwille van de evenredigheid en eerlijkheid van de belasting derhalve aangewezen is om de weilanden en cultuurgronden niet als belastbare oppervlakte te beschouwen;
Overwegende dat een verschillende financiële draagkracht en/of economische rentabiliteit een gedifferentieerde tariefstructuur noodzakelijk maken;
Overwegende dat in het burgemeestersconvenant voor klimaat en energie doelstellingen worden geformuleerd voor de stad Tielt in functie van (o.a.) verduurzaming en CO²-reductie, dat voorliggende belasting kan bijdragen tot het realiseren van deze doelstellingen;
Overwegende dat het immers van belang is tot een duurzame ontwikkeling te komen en dat hierbij de economische groei dient losgekoppeld te worden van de groei van niet-hernieuwbare energiebronnen, dat een in de tijd beperkte belastingvermindering voor investeringen in installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie hiertoe kan bijdragen;
Overwegende dat een verminderingsregeling in functie van investeringen in installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie belastingplichtigen kan aanzetten tot het investeren in en gebruiken van meer hernieuwbare energie in het kader van hun economische activiteiten, en desgevallend ook tot innovatie en ontwikkeling van andere (meer duurzame) productieprocessen op basis van een hernieuwbaar energieverbruik;
Overwegende dat installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie na verloop van tijd een efficiëntieverlies zullen ondervinden, dat de belastingvermindering voor investeringen in dergelijke installaties bijgevolg in de tijd beperkt dient te worden;
Overwegende dat de kostprijs van de investering in de nieuwe installatie voor het opwekken van hernieuwbare energie, zoals blijkt uit de factuur of facturen uitgereikt aan de belastingplichtige houder van het ondernemingsnummer, een administratief eenvoudige en tegelijk billijke maatstaf uitmaakt voor het evenredig toekennen van de belastingvermindering;
Overwegende dat het aangewezen is om een vrijstelling te voorzien voor bepaalde vestigingen omwille van het maatschappelijk doel (van algemeen belang en/of openbaar nut) dat zij verwezenlijken resp. de diensten van algemeen belang waarmee zij belast zijn; dat de commerciële, industriële of dienstverlenende bedrijven in het algemeen eveneens een grotere invloed hebben op de openbare uitgaven en in het algemeen een grotere financiële draagkracht hebben dan deze van de belasting vrijgestelde vestigingen, welke in essentie publiekrechtelijk zijn van aard;
Overwegende dat het aangewezen is te voorzien in een vrijstelling voor beginnende ondernemingen teneinde de opstart te faciliteren en de groeiende arbeidsmarkt niet te hypothekeren.
Overwegende dat de heffing van de belasting zelf efficiënt en rendabel moet zijn, dat het heffen van een minimumbelasting derhalve aangewezen is om de administratieve kost van de belastingheffing te dekken; dat het heffen van een minimumbelasting ook gerechtvaardigd is doordat kan worden aangenomen dat de voorziene minimumbedragen binnen de draagkracht liggen van elke belastingplichtige;
Gelet op de financiële toestand van het stadsbestuur, die het noodzakelijk maakt een belasting op economische bedrijvigheid te heffen om over voldoende financiële middelen te beschikken;
Overwegende dat de ontvangsten uit de belasting zullen dienen voor de financiering van de in het meerjarenplan van de stad voorziene initiatieven voor de realisatie van algemene en specifieke beleidsdoelstellingen;
Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen en na beraadslaging in openbare zitting;
Art. 1:
Voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025 wordt ten gunste van de stad Tielt een jaarlijkse belasting op economische bedrijvigheid geheven, op basis van de oppervlakte van het onroerend goed of goederen, ongeacht kadastrale indeling, waarop de vestiging zich bevindt, die door de belastingplichtige voor de uitoefening van zijn/haar economische activiteit wordt gebruikt, daarvoor noodzakelijk is of daarvoor wordt voorbehouden.
Art. 2:
§1. De belasting wordt gevestigd ten laste van de personen (natuurlijke- en rechtspersonen, onder om het even welke juridische vorm) en verenigingen die, volgens de gegevens van de Kruispuntbank der Ondernemingen op 1 januari van het aanslagjaar, als hoofd- en/of bijkomende activiteit op het grondgebied van de stad een economische activiteit in de ruimste zin van het woord uitoefenen.
Iedere persoon of vereniging die op 1 januari van het aanslagjaar houder is van een ondernemingsnummer in de Kruispuntbank der Ondernemingen, met minstens één vestiging op het grondgebied van de stad, wordt vermoed een beoefenaar van een belastbare activiteit te zijn, waarvoor minstens de minimumbelasting verschuldigd is.
§2. De belasting is verschuldigd per vestiging van de belastingplichtige op het grondgebied van de stad, dewelke door de belastingplichtige gebruikt of voorbehouden wordt voor de exploitatie van zijn economische activiteit.
Art. 3:
Voor de toepassing van dit reglement gelden volgende definities:
a) Economische activiteit: economische activiteit in de ruimste zin van het woord, inbegrepen de nijverheids-, landbouw-, tuinbouw-, of handelsactiviteiten, de exploitaties van financiële instellingen, de patrimoniumvennootschappen, de burgerlijke vennootschappen, de vzw's, de rechtspersonen in vereffening, de beoefenaars van een vrij beroep en de zelfstandigen.
b) Vestiging: een locatie die men geografisch gezien kan identificeren door een adres, van waaruit de belastingplichtige, minstens een gedeelte van, zijn economische activiteit uitoefent, ongeacht het aantal bedrijfsgebouwen op deze locatie, ongeacht de kadastrale indeling, en waarvoor men beschikt of moet beschikken over een inschrijving in de Kruispuntbank der Ondernemingen, met inbegrip van maatschappelijke en/of administratieve zetels.
Worden eveneens geacht te beschikken over een belastbare vestiging, zij die hun beroeps- en/of bedrijfsactiviteit geheel of gedeeltelijk uitoefenen op de locatie waar zij hoofdelijk verblijven en/of ingeschreven zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister.
c) Oppervlakte: de oppervlakte van het onroerend goed of de goederen, gedeelte van een onroerend goed, lokaliteit of ruimte onder gelijk welke vorm, bebouwd of onbebouwd, ongeacht de kadastrale indeling, waarop de vestiging zich bevindt, die voor de uitoefening van de beroepsactiviteit of voor de uitbating wordt gebruikt, daarvoor noodzakelijk is of daarvoor wordt voorbehouden. Oppervlakte die bestemd is voor of in aanmerking kan komen voor de economische activiteit(en) van de belastingplichtige, met inbegrip van parking, laad-, los- of stortplaats, opslag- of overslagruimte, is derhalve een onderdeel van en wordt ook meegerekend tot de totale oppervlakte.
De oppervlakte wordt bepaald op basis van de gegevens in de kadastrale legger op 1 januari van het aanslagjaar, behoudens tegenbewijs van de belastingplichtige.
d) Tuinbouw: een zelfstandige beroepsactiviteit of bedrijfsactiviteit gericht op groenteteelt, fruitteelt, boomkwekerij andere dan bosboomkwekerij, sierteelt, kweek van tuinbouwzaden, plantgoed en/of aanverwante teelten, met het oog op een geregelde verkoop van de voortgebrachte producten.
e) Landbouw: een zelfstandige beroepsactiviteit of bedrijfsactiviteit gericht op akkerbouw en/of weidebouw en/of bosbouw en/of veeteelt.
f) Akkerbouw: een zelfstandige beroepsactiviteit of bedrijfsactiviteit gericht op het telen van granen, nijverheidsgewassen, voedergewassen, aardappelen, peulvruchten, pootgoed, landbouwzaden en/of aanverwante gewassen, met het oog op een geregelde verkoop.
g) Weidebouw: een zelfstandige beroepsactiviteit of bedrijfsactiviteit gericht op het exploiteren van blijvend grasland als voedselbron voor dieren welke door het bedrijf bedrijfsmatig voor gebruiks- of winstdoeleinden worden gehouden.
h) Bosbouw: een zelfstandige beroepsactiviteit of bedrijfsactiviteit gericht op het aanleggen en exploiteren van bossen, met inbegrip van bosboomkwekerij.
i) Veeteelt: een zelfstandige beroepsactiviteit of bedrijfsactiviteit gericht op het houden van dieren voor de vlees- , melk- of eierproductie en/of het kweken/fokken van dieren voor de vacht of het bekomen van jongen, met het oog op een geregelde verkoop van de voortgebrachte producten.
j) Groenzone: grond die enkel en uitsluitend dient voor decoratieve doeleinden en die geen verder functioneel nut heeft in het kader van de exploitatie, maar die wel aangelegd is met natuurlijke groene voorzieningen.
k) Braakliggende grond: grond waarop geen gebouwen staan en geen verharding in enige vorm is aangebracht en die geen enkel functioneel nut heeft voor de exploitatie.
l) Cultuurgrond: elke grond of oppervlakte waarop gewassen gekweekt worden.
m) Hernieuwbare energie: energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk: wind, zon, water of (aero-, geo- of hydro-)thermische energie.
n) Installatie voor het opwekken van hernieuwbare energie: installatie met als hoofddoel het zelfstandig opwekken van hernieuwbare energie, zoals windmolens of zonnepanelen.
Worden niet geacht te vallen onder het begrip “installatie voor het opwekken van hernieuwbare energie”: elke vorm van energiebesparing aangebracht in de vestiging die zelf geen energie opwekt zoals (maar niet gelimiteerd tot) het aanbrengen van isolatie en het installeren van een hoogrendementsketel.
Art. 4:
§1. De belasting is ondeelbaar en wordt gevestigd op basis van de oppervlakte, zoals omschreven in art. 3, c) van onderhavig belastingreglement.
Bij een tijdelijke onderbreking van de economische bedrijvigheid in de vestiging(en) of zolang de vereffening van een vennootschap niet is afgesloten, blijft de hoedanigheid van belastingplichtige bestaan.
§2. Worden niet meegeteld in de bepaling van de belastbare oppervlakte:
- de oppervlakte van groenzones en/of van braakliggende grond
- voor land- en tuinbouwbedrijven: de weilanden en cultuurgronden
§3. Voor het bepalen van de belastbare oppervlakte wordt jaarlijks een lijst aangeleverd door de provincie West-Vlaanderen die voortvloeit uit de provinciebelasting op bedrijven, die als basis dient voor het inkohieren van de belastbare feiten.
Art. 5:
§1. De belasting wordt, per vestiging, vastgesteld als volgt:
(Voorbeeld van berekening: een oppervlakte van 6.000 m2 resulteert derhalve in een belasting van € 100,00, vermeerderd met € 0,45 x 2.500 m2 (nl. het aantal m2 tussen 2.501 m²en 5.000 m² en met € 0,40 x 1.000 m² (nl. het aantal m² tussen 5.001 m² en 10.000 m²) = € 1.625)
§2. Een gedeelte van een vierkante meter wordt als een volledige vierkante meter beschouwd.
§3. Indien de belastingplichtige zijn economische activiteit geheel of gedeeltelijk uitoefent alwaar hij hoofdelijk verblijft en/of is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister en de oppervlakte ten behoeve van deze economische activiteit niet is afgescheiden van de totale oppervlakte voor privaat gebruik, is het aan de belastingplichtige om te bewijzen welke oppervlakte van dit goed alwaar hij hoofdelijk verblijft en/of is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister niet wordt gebruikt of voorbehouden voor de uitoefening van zijn/haar economische activiteit.
§4. Indien op eenzelfde goed meerdere belastingplichtigen een vestiging voor economische activiteit hebben, wordt de belasting voor elke belastingplichtige vastgesteld op basis van de totale door hem/haar gebruikte of voorbehouden oppervlakte. De (bebouwde en onbebouwde) oppervlakte die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen wordt gebruikt, wordt pro rata verdeeld over de belastingplichtigen naar verhouding van de door hen gebruikte of voorbehouden oppervlakte ten aanzien van de totale oppervlakte van het goed waarop de vestiging(en) zich bevinden.
§5. De stopzetting of vermindering van het gebruik van de vestiging voor de economische activiteit in de loop van het aanslagjaar, alsook de vermindering van de totale oppervlakte in de loop van het aanslagjaar, geven geen aanleiding tot vermindering van de belasting.
Art. 6:
§1. De belastingplichtige die op de vestiging investeert in een installatie voor het opwekken van hernieuwbare energie die ten dienste staat van zijn bedrijfsuitvoering, en deze installatie er ook in gebruik neemt, heeft recht op een belastingvermindering.
Deze belastingvermindering wordt toegekend vanaf het aanslagjaar volgend op het jaar van de ingebruikname van de installatie van hernieuwbare energie, en kan maximaal 10 jaar worden toegekend per investering.
§2. In afwijking van §1, tweede lid, worden in het eerste aanslagjaar na de inwerkingtreding van onderhavig reglement, voor elke belastbare vestiging investeringen in installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie die maximaal 10 jaar aan het aanslagjaar voorafgaan, in aanmerking genomen voor belastingvermindering.
Voor nieuwe vestigingen na de inwerkingtreding van onderhavig reglement, worden investeringen in installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie die uitgevoerd worden in de periode van vrijstelling van de belasting, eveneens in aanmerking genomen voor de belastingvermindering.
§3. De belastingvermindering bedraagt jaarlijks 1/10 van het investeringsbedrag exclusief BTW, zoals blijkt uit de ingediende factuur of facturen, en wordt voor maximaal 10 jaar per investering toegekend.
Enkel het bedrag van de initiële investering komt in aanmerking voor belastingvermindering. Jaarlijks onderhoud, periodieke controles of reiniging worden hiervan uitgesloten.
De totale belastingvermindering kan, door cumul van belastingverminderingen waarop iedere installatie voor hernieuwbare energie recht zou geven, echter nooit meer bedragen dan 50% van de verschuldigde belasting, zoals bepaald in artikel 5 van onderhavig reglement.
§4. Om recht te hebben op deze belastingvermindering moet de belastingplichtige jaarlijks bewijzen dat een installatie voor het opwekken van hernieuwbare energie aangewend wordt ten dienste van zijn bedrijfsvoering, met mededeling van de eerste datum van ingebruikname hiervan.
De investering dient aangetoond te worden door middel van een factuur of facturen van de leverancier of installateur, uitgereikt op naam en adres van de belastingplichtige houder van het ondernemingsnummer. Het effectieve gebruik van de installaties dient jaarlijks aangetoond te worden door middel van foto’s, facturen van energieleveranciers, of enig ander bewijsstuk.
De belastingplichtige legt deze bewijzen jaarlijks voor aan de stad Tielt, die zal oordelen of aan de voorwaarden van deze belastingvermindering is voldaan.
§5. Het stadsbestuur beschikt te allen tijde over de mogelijkheid om ter plaatse op de vestiging door de bevoegde ambtenaar de overeenstemming van de aangegeven bewijsstukken met de realiteit te verifiëren.
Art. 7:
Vrijgesteld van de belasting zijn:
a) Vestigingen toebehorend aan lokale openbare besturen;
b) Vestigingen toebehorend aan onderwijsinstellingen;
c) Vestigingen die genieten van een onvoorwaardelijke vrijstelling van onroerende voorheffing op grond van bijzondere wetten o.a. de wet waarbij ze zijn opgericht;
d) de rechtspersonen vermeld in de artikelen 180 en 181 van het Wetboek van inkomstenbelasting: deze vrijstelling betreft publiekrechtelijke rechtspersonen, verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen met vestigingen op het grondgebied van stad Tielt die geen winstoogmerk nastreven en overwegend actief zijn in het kader van het algemeen belang;
e) Nieuwe belastingplichtigen voor een periode van drie jaar volgend op de aanvang van de economische activiteit op het grondgebied van de stad Tielt, met inbegrip van het jaar van aanvang.
Hiermee wordt bedoeld de vestigingen van belastingplichtigen die voorheen geen economische activiteit uitoefenden en die evenmin ontstaan zijn door wijziging, samenvoeging of splitsing van dergelijke natuurlijke- of rechtspersoon of erdoor zijn opgericht.
Art. 8:
§1. Het bestuur baseert zich voor het bepalen van de belastbare oppervlakte op een jaarlijkse lijst aangeleverd door de provincie West-Vlaanderen die voortvloeit uit de provinciebelasting op bedrijven.
§2. Voor het aanvragen van de belastingvermindering voor investeringen in installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie, verstuurt de administratie in het eerste aanslagjaar na de inwerkingtreding van onderhavig reglement of na de aanvang van een economische activiteit op een nieuwe vestiging, per vestiging, een aangifteformulier.
De verzending kan vervangen worden door het online ter beschikking stellen van het aangifteformulier.
De belastingplichtige die zich wenst te beroepen op een grond tot vrijstelling of vermindering, moet het aangifteformulier terugsturen met vermelding van de juiste gegevens en toevoeging van de nodige bewijsstukken, binnen de bij de verzending opgelegde termijn.
Vanaf het tweede aanslagjaar na inwerkingtreding van onderhavig reglement, wordt een online aangifteformulier permanent ter beschikking gesteld.
De belastingplichtige die zicht wenst te beroepen op een grond tot vrijstelling of vermindering, stuurt het aangifteformulier ten laatste op 30 juni van het aanslagjaar, met vermelding van de juiste gegevens en toevoeging van de nodige bewijsstukken.
§3. Bij gebrek aan terugzending van het aangifteformulier binnen de in §2 bedoelde termijnen, wordt de belastingplichtige geacht geen vrijstelling of vermindering aan te vragen.
De vrijstelling of vermindering kan in dat geval ten vroegste toegekend worden voor het volgende aanslagjaar.
Art. 9:
Bovenstaande tarieven worden met ingang van 1 januari 2024 jaarlijks op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, waarbij volgende formule wordt toegepast:
Het geïndexeerde nieuwe tarief = basistarief x nieuwe index
aanvangsindex
Waarbij:
Basistarief = tarief zoals vermeld in artikel 4 van huidig besluit.
Nieuwe index = de verhoogde of verlaagde gezondheidsindex van de maand september van het jaar voorafgaand aan de indexering.
Aanvangsindex = gezondheidsindex van de maand september 2022.
Het aldus bekomen nieuwe minimumtarief (op heden € 100,00), wordt na indexering afgerond naar boven op een euro.
Art. 10:
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
De belasting moet worden betaald binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 11:
De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaarschrift moet, schriftelijk, ondertekend en gemotiveerd worden ingediend. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging tegen ontvangstbewijs.
Deze indiening, moet op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending van het aanslagbiljet.
Het bezwaar wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt:
- De naam, hoedanigheid, het adres of zetel van de belastingschuldige
- Het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen
De belastingschuldige die wenst gehoord te worden, moet dit uitdrukkelijk vermelden in zijn/haar bezwaar.
Art. 12:
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2023.
Art. 13:
Dit reglement zal worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 en artikel 287 van het decreet over het lokaal bestuur.